Bedevaart 2020

Het verslag op de website van het Aartsbisdom over onze 280ste bedevaart naar Kevelaer delen we graag met u:

Een kleine afvaardiging – ieder reisde op eigen gelegenheid – van de Utrechtse Broederschap Onze Lieve Vrouw van Kevelaer ging 28 augustus op pelgrimage naar Kevelaer. Aldus wilden leden van de Broederschap, ondanks alle beperkingen die deze coronatijd met zich meebrengt, toch recht doen aan die prachtige levende traditie om Maria, Troosteres van de Bedroefden, jaarlijks te begroeten rondom de Genadekapel op de Kapellenplatz in Kevelaer. Ook mgr. Hoogenboom nam deel aan deze bedevaart.

En zo trok op vrijdagmorgen 28 augustus een groep van ongeveer 25 pelgrims uit Utrecht e.o. de rozenkrans biddend door de winkelstraten van Kevelaer. Na een groet aan Maria bij de Genadekapel op de Kapellenplatz door het zingen van het Salve Regina heette rector Kauling de pelgrims welkom in de nabijgelegen Kaarsenkapel, waarna de mooie Utrechtse pelgrimskaars aan Maria werd aangeboden. Vervolgens vierden de pelgrims de Eucharistie met hulpbisschop mgr. Hoogenboom, in concelebratie met plebaan Boogers (de nieuwe directeur van de Utrechtse broederschap) en pastoor Hogenelst (parochies Paus Johannes XXIII en H. Suitbertus).

 

‘Met Augustinus naar Kevelaer’
In zijn homilie benadrukte mgr. Hoogenboom dat onder deze bijzondere omstandigheden de kleine groep pelgrims de mooie taak had ook te bidden voor de intenties van alle pelgrims die normaliter deelnemen aan de bedevaart maar niet aanwezig waren. Omdat deze bedevaart plaatsvond op de dag waarop de Kerk de gedachtenis van de heilige Augustinus (354-430) viert, had de geestelijk directeur de Mariabedevaart als motto gegeven ‘Met Augustinus naar Kevelaer’.
Mgr. Hoogenboom merkte in zijn homilie op dat er geen aanwijzingen zijn dat de heilige Augustinus ooit in Kevelaer is geweest. Wel heeft deze grote Westerse Kerkvader aan begin van de 5de eeuw (omstreeks het jaar 410) in de kathedraal van zijn bisschopsstad Hippo in Noord-Afrika in een preek gesproken over het als pelgrims onderweg zijn. Zoals het volk van Israël na de tocht door de Rode Zee door de woestijn trok naar het Beloofde Land, zo trekt volgens Augustinus ook de christen na te zijn gedoopt door de woestijn van het leven. Deze coronatijd is, aldus mgr. Hoogenboom, in meerdere opzichten een soort woestijntijd: “Er is veel onzekerheid over de weg die we moeten gaan. We worden op onszelf teruggeworpen want in onze omgang met elkaar moeten we heel behoedzaam zijn en van veel afzien om de ander en onszelf te beschermen. We hebben dorst naar ‘normaal’ samenleven, naar onbekommerde omgang naar elkaar. Het Godsvolk heeft gedurende een lange periode ook dorst gehad naar het weer kunnen ontvangen van het sacrament van de Eucharistie. En ook in deze situatie blijken Augustinus’ woorden inspirerend te zijn en van een verrassende actualiteit. Augustinus zegt dat wij als christenen op onze pelgrimstocht door de woestijn geroepen zijn tot een leven van hoop op – en verlangen naar het Vaderland: ‘Daar onze hoop gericht is op het onzichtbare, moet onze verwachting gepaard gaan met standvastigheid’.”

‘Christelijke waakzaamheid’
De Utrechtse hulpbisschop riep het motto van dit bedevaartjaar in Kevelaer in herinnering: ‘Ich bin da, wo du bist’ (naar Ex. 3, 14). “Onze God Emmanuel (dat betekent ‘God met ons’) blijft Zijn volk op hun aardse pelgrimstocht naar het hemels Vaderhuis onder alle omstandigheden nabij. Op deze pelgrimstocht zijn christenen geroepen om (naar het voorbeeld van de vijf verstandige meisjes, waarover het Matteüsevangelie (Mt. 25, 1-13) ons als pelgrims op deze dag spreekt), waakzaam te zijn want onze Heer komt op een moment waarop we Hem niet verwachten. Sprekend over deze christelijke waakzaamheid spoort de heilige Augustinus ons aan: ‘Waak met uw hart. Waak met uw geloof. Waak met uw hoop. Waak met uw liefde. Waak met uw werken: Ook wanneer gij met uw lichaam slaapt, zal de tijd komen om op te staan’. Op onze aardse pelgrimstocht is Maria als Moeder van de Kerk ons nabij en mogen wij op haar voorspraak bidden voor de noden van Kerk en wereld.”

Bedevaarttraditie
Na de viering van de Eucharistie hadden de Utrechtse pelgrims nog volop de gelegenheid om de inwendige mens te versterken, om nog enige tijd biddend te verwijlen bij Maria in de prachtige Mariabasiliek of bij de Genadekapel of om in kleine kring de Kruisweg te bidden. Voldaan keerden de Utrechtse pelgrims naar huis terug in de wetenschap dat de bedevaarttraditie van de Utrechtse Broederschap Onze Lieve Vrouw van Kevelaer op passende wijze was voorgezet en natuurlijk in de hoop dat er spoedig een mogelijkheid komt om in een groter verband als pelgrims naar Onze Lieve Vrouw van Kevelaer te trekken.